Oorspronkelijk verschenen 08-11-2012: http://defusie.net/amerikanen-dromen-struisvogeldromen/
Wat is conservatisme in Amerika?
Bijna de helft van de Amerikaanse stemmers verkoos de Republikeinse kapitalist Mitt Romney als president boven de weldenkende en sociaalvoelende Democraat Barack Obama. Vraag: hoe kan dat? In een derde deel van een conservatief drieluik wijst historicus en politicoloog Alexander van Kesteren in de richting van een antwoord. Dit schuilt namelijk in het fascinerende Amerikaans-conservatieve discours: over de vervorming van the American dream.
Ter bekrachtiging van de raadselachtige Republikeinse populariteit voldoen twee snelle blikken op de Amerikaanse sociaal-economische werkelijkheid. Ten eerste, waar president Obama bezig is de economische ongelijkheid terug te dringen, bepleitte Romney de ongelijkheidvergrotende ongehinderde marktwerking.
Dit terwijl – het kan niet vaak genoeg benadrukt worden – de Amerikaanse ongelijkheid de afgelopen 40 jaar al zo sterk is toegenomen. Niet toevallig vanaf het moment dat de conservatieven politieke macht begonnen te verwerven. Eerst enkele cijfers, waarna hieronder meer gesuikerde culturele argumenten volgen. De onderstaande tabel, afkomstig van The Washington Post, bevat de veranderingen over de periode 1970-2008 in het reële inkomen: de rijkste 0,1% is er 385% (!) op vooruitgegaan, de onderste 90% niets.
De kloof tussen het gemiddelde inkomen in de ‘top 5-10%’ en de onderste 90% geeft aan dat de Amerikaanse middenklasse gestaag verdwijnt. Buitendien maken andere bronnen duidelijk dat de sociale mobiliteit de laatste decennia drastisch is afgenomen. Onvermijdelijke conclusie: de Amerikaanse dromen komen niet meer uit; zij gaan niet meer van ‘rags to riches’. Desondanks heeft ongeveer de helft van die onderste 90% – waaronder een deel van Romney’s 47% ‘verliezers’! – vol overtuiging Republikeins gestemd, waarmee zij er in principe voor kozen de miljonairs verder te verrijken en zichzelf te benadelen. De Amerikanen dromen struisvogeldromen.
De hiermee opgeworpen vraag – waarom stemt half Amerika lijnrecht in tegen haar eigen economisch belang? – wordt in een terecht vermaard boek uit 2004 door Thomas Frank in de titel hergeformuleerd: What’s the matter with Kansas? Zijn ondertitel wijst richting het antwoord: How conservatives won the heart of America. Spitsvondig beschrijft Frank hoe het armlastige en vóór 1964 overwegend democratische Kansas, het geografische hart van Amerika, verwerd tot een ultraconservatieve staat.
De transformatie van Kansas loopt synchroon aan, en staat bij Frank symbool voor, de bredere opkomst van het conservatisme. Het is het verhaal van een tweespalt. Van een nieuwe draai aan het al langer bestaande, polyinterpretabele idee dat Amerika uit twee naties bestaat. In de Amerikaanse collectieve zelfperceptie kreeg het idee van de twee naties een nieuwe inhoud in de sixties en werd het verankerd ten tijde van Nixons presidentschap. De essentie ervan is dat er twee ‘soorten Amerikanen’ zijn, conservatieven en progressieven. In de kenmerkende conservatieve voorstelling van zaken is het een tegenstelling tussen de veelal christelijke, patriottische en ‘hardwerkende’ middle Americans, de NASCAR-fans, de zo stille meerderheid die telkens wordt overstemd door deze ontwortelde intellectuelen, deze moralistische en latté drinkende Amerikanen aan de oost- en westkust.
Voor de duidelijkheid: anno 2012 worden deze conservatieven niet meer overstemd. Zie enkel de borden in de tuinen van de sub- en exurbia: ‘NO TAX!’ ‘MARRIAGE’S A SACRAMENT!’ Of nog vulgairder: ‘GOD HATES FAGS!’ ‘ABORTION IS BLOODY MURDER!’ Het zijn extreme uitingen van breedgedeelde meningen. Het onthult het volgende: voor de dromende, conservatieve helft van de Amerikanen gaat politiek helemaal niet over economie. Want de economie kan en moet worden overgelaten aan de ‘natuurlijke’ krachten van de vrije markt (vandaar het ‘no tax’). Nee, politiek gaat over cultuur. En specifieker nog over de conservatieve strijd tegen de door progressieven geperverteerde, permissieve samenleving.
In het gezichtsveld van de gemiddelde conservatieve kiezer is een gargantueske blinde vlek ontstaan: deze conservatief ziet niet dat de economische situatie, zowel individueel als collectief, juist door de politiek wordt bepaald. Wonderlijk genoeg koppelt hij of zij niet de decennialange stagnatie van hun inkomens, de gebrekkige werknemersrechten, de verkrotting van hun buurten, de groeiende tentenkampen of het feit dat één flinke ziekte een hele familie financieel kan ruïneren aan het conservatief-Republikeinse denken en beleid van de laatste 40 jaar. Volgens Frank heeft de niet-rijke conservatief zich in de luren laten leggen door een big business-elite achter de schermen: “Cultural anger is marshalled to achieve economic ends. And it is these economic achievements – not the forgettable skirmishes of the never-ending culture wars – that are the movement’s greatest monuments.”
Waar de conservatieve groepen wisselen, is hét conservatisme blijvend. Nieuwe conservatieve monumentenbouwers in spe waren Romney en zijn kandidaat vicepresident Paul Ryan. Rond de verkiezingen stond Romney een relatief gematigde positie voor. Van nature is hij een pragmatist en bovendien worden Amerikaanse Verkiezingen gewonnen in het midden. Maar vergis u niet, indien gekozen waren hij en Ryan als een springveer teruggeschoten naar meer geprononceerd conservatieve stellingen – alleen al om de eigen achterban tevreden te houden.
In de beknopte beschrijving van het hedendaagse Amerikaanse conservatisme is een andere ‘hoe is het mogelijk’-vraag terzijde blijven liggen. Namelijk: hoe kunnen mensen in een land geënt op dynamiek, optimisme en toekomstgerichtheid zichzelf conservatief achten?
Het zijn tegenpolen in het Europese onbewuste. Maar opvallend genoeg hebben de Amerikanen ze vernuftig samengebracht: het Amerikaanse conservatisme heeft zich weten te verknopen met die Amerika typerende dynamiek, met jeugd, optimisme, energieke kracht en de speciale beloften die voornamelijk voor schijnen te komen in Amerikaanse dromen. Deze conservatieve Amerikaanse droomtraditie wordt vervolledigd met een nadruk op economisch liberalisme en individuele vrijheid, sterke (christelijk-)moralistische waarden en een flink arbeidsethos.
Het onoverkomelijke bezwaar hiertegen is, nogmaals, dat dit energieke vooruitgangsstreven de afgelopen 40 jaar heeft bijgedragen aan een samenleving die enkel de allerrijksten bevoordeelt. En het probleem is structureel, want doordat Romney geen president wordt, krijgt het Kansasiaanse conservatisme de kans om de Republikeinse Partij verder naar rechts te bewegen. Net als 4 jaar geleden is de – nu verbetener – hoop op Obama gestoeld. Hij moet de komende jaren zijn sociaal-economische programma’s voltooien, en zo de conservatieve Amerikanen tonen dat op betere pensioen- of uitkeringsregelingen geen gedroomde Apocalyps, maar een iets gemakkelijker leven volgt.
Laat ons hopen.